Tot op heden blijft verweerder in gebreke aan te tonen welke concrete
belangenschade hij lijdt of kan lijden: de eenvoudige bewering dat er
"op meerdere manieren nadelen" zijn bewijst uiteraard niets.
Bovendien blijkt het verweer en de feitelijke gedragingen van verweerder
na ontvangst van de dagvaarding dat hij maar al te goed wist wie
concluant is, zodat de met nietigheid gesanctioneerde vorm haar doel
heeft bereikt, nu de vormvoorwaarden in de artikelen 43 en 702 Ger.W.
per essentie zijn bedoeld om de partijen te kunnen identificeren
(Voorz. Eerste Aanleg Brussel 26 juni 1998, P & B, 1999, 14).
Gegeven de discussies die zich hebben ontsponnen en de reeds door
mevrouw SPAINK en verweerder gevoerde publiciteit rond de persoon
van concluant, had concluant wel degelijk reden om te vrezen voor
de schending van zijn privacy.
Het is nogal evident dat de het fundamenteel recht op privacy niet
verhindert dat concluant zijn vordering voor de rechtbank mag
uitoefenen. Het recht om in rechte op te treden is een fundamenteel
recht dat op geen enkele wijze mag worden belemmerd, en zeker niet
ten koste van het recht op privacy (artikel 13 Gec. G.W.. Zie ook:
R.v.St. nr. 49.435, 5 oktober 1994, J.T., 1995, 165, noot,
R.A.C.E., 1994, z.p.; R.v.St. nr.45.320, 15 december 1993,
R.A.C.E., 1993, z.p., Arr.R.v.St., 1993, z.p.; R.v.St.
nr.37.113, 29 mei 1991, T.B.P., 1992, 754, Pas., 1993,
IV, 151, A.P.M., 1991, 83). De absurde redenering van
verweerder zou ertoe leiden dat eenieder die een rechtsgeding start
hierdoor per definitie zijn privacy voor de leeuwen gooit.
De wetgever heeft trouwens inderdaad oog gehad voor uitzonderingen
door aan de nietigheid slechts een relatief karakter toe te dichten
en de sanctie van de nietigheid enkel toe te laten in geval van
belangenschade en op voorwaarde dat de niet-naleving van de vorm
zijn doel (i.c. identificatie van de partijen) niet heeft bereikt.