Cruciaal is dat concluante nooit de naam van eiser heeft bekendgemaakt. Eiser kan zulks ook niet bewijzen. Het enige waarnaar hij verwijst (blz. 7 conclusie eiser) is een zinsnede uit het artikel "Te gast in Vlaanderen" : "De echte naam van Klotenknijper is mij te bevragen…" Concluante heeft nooit –buiten aan het Comité P. – de naam van eiser doorgegeven.

Concluante is uiteraard niet aansprakelijk voor wat op de site van Zenon Panoussis staat, die geopend werd na dagvaarding, noch voor wat Panoussis zou schrijven of publiceren.


IN RECHTE

UITBREIDING VAN EIS IN CONCLUSIE VAN EISER

In hoofdorde:

Miskenning van art. 807 Ger.Wb.

Eiser steunt zich blijkbaar –hoewel hij het niet vermeldt- op art. 807 Ger.Wb.

"Een vordering die voor de rechter aanhangig is, kan uitgebreid of gewijzigd worden, indien de nieuwe, op tegenspraak genomen conclusies, berusten op een feit of akte in de dagvaarding aangevoerd, zelfs indien hun juridische omschrijving verschillend is."
Eiser toont geenszins het verband aan tussen de onderdelen waarmee hij zijn vordering thans in conclusie uitbreidt en "het feit of de akte in de dagvaarding aangevoerd."

De oorspronkelijke dagvaarding is gesteund op enerzijds de aangifte die concluante bij het Comité P. gedaan heeft, anderzijds op interviews die zij aan de pers heeft toegestaan in verband met een optreden van eiser tegen haarzelf.

De nieuwe vordering beoogt de berichtgeving door concluante over de notabene door eiser zélf ingestelde procedure "feit of akte die uiteraard niet IN de dagvaarding KUNNEN aangevoerd zijn" omdat "feit of akte" nu de procedure zélf is. M.a.w. de berichtgeving over de procedure situeert zich noodzakelijkerwijze NADAT de dagvaarding is uitgebracht en als er sprake is van een feit is dit een nieuw en vooral totaal ander feit. Als er sprake is van een akte gaat het niet om een akte in de dagvaarding "aangevoerd", maar is de dagvaarding zélf de akte. Eiser kan zich niet steunen op art. 807 Ger.Wb.

De uitbreiding van eis is derhalve ontoelaatbaar.


Schending van de rechten van de verdediging

Zelfs indien eiser zich rechtmatig zou kunnen steunen op art. 807 Ger.Wb. –quod non- dan zou zulks in casu een schending uitmaken van de rechten van de verdediging, gezien de reeds bepaalde conclusietermijnen.

Concluante heeft immers niet over de normale conclusietermijn van minimaal één maand kunnen beschikken om haar eerste verweer te voeren m.b.t. het onderdeel, waarmee de eis wordt uitgebreid. Deze schending van de rechten van de verdediging is des te ernstiger, gelet op het verstrekkende karakter van het onderdeel waarmee de eis wordt uitgebreid.

Ook om deze reden is de uitbreiding van eis ontoelaatbaar.


Ondergeschikt.

De uitbreiding van eis -zelfs indien toelaatbaar- is volkomen ongegrond.


Vorige
Boven
Volgende