beschikking gesteld en was het verweerster die zelf via de nieuwsgroepen op het internet vroeg om vertaling van de dagvaarding (stuk 25 - "Wie kan een dagvaarding naar het Frans vertalen?) . Verweerster en PANOUSSIS spelen hier duidelijk onder één hoedje.

Gelet op het voorgaande kan verweerster dan ook bezwaarlijk ernstig worden genomen, wanneer zij beweert "een maatschappelijk doel" na te streven. Tijdens haar verhoor door de diensten van het Comité P, laat verweerster trouwens doorschijnen dat het bewuste artikel bedoelt [sic] was als 'wraak' :

"Als ik dan ook al enige vorm van wraak in mij had tegenover de, handelswijze van die Rijkswachters, was dit totaal verdwenen met het krantenartikel verschenen in "De Morgen" (stuk 1, p. 24).
Geheel ten onrechte meent zij zich dan ook te kunnen verschuilen achter de "persvrijheid".

Uiteraard betwist concluant niet het bestaan en het belang van de persvrijheid in een democratische samenleving.

Echter, zoals trouwens geldt voor alle grondwettelijke vrijheden, is deze vrijheid geenszins onbegrensd. O.m. werden door het invoeren van de persvrijheid geen beperkingen opgelegd aan het beginsel van de onrechtmatige daad, zoals vastgesteld in artikel 1382 e.v. B.W. (Cass. 9 februari 1952, Arr.Cass., 1953, 195; Cass. 8 december 1951, Arr.Cass., 1953, 195; Brussel 5 februari 1990, R.W., 1989-90, 1464, Pas., 1990, II, 154). De persvrijheid kan bovendien worden onderworpen aan beperkingen of sancties in het licht van het voorkomen van o.m. strafbare feiten en van de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 E.V.R.M.).

In casu is duidelijk dat de goede naam en de reputatie van concluant door de uitlatingen van verweerster ernstig in het gedrang kwamen doordat verweerster hem openlijk en publiekelijk op een beledigende wijze bekritiseerde.

Het feit dat concluant een ambtenaar is, geeft verweerster geen vrijbrief voor het publiekelijk formuleren van ronduit beledigende kritiek en lasterlijke aantijgingen:


Vorige
Boven
Volgende