II. Meer in het bijzonder.

Zelfs indien de rechtbank met terzijde schuiven van bovenvermelde principes kennis zou nemen van de eis tot schadevergoeding, geldt het volgende:

Actori incumbit probatio

Eiser steunt zijn eis op art. 1382-1383 en "zelfs" ( sic) op strafrechterlijke inbreuken nl. de artikelen 275, 443, 447 en 448 S.W.


1. Strafrechterlijke inbreuken

Concluante is nooit verhoord, laat staan in verdenking gesteld, vervolgd of veroordeeld op grond van bovenvermelde artikelen S.W.

Eiser kan zijn vordering dan ook niet steunen op deze rechtsgrond.


2. Art. 1382-1383 B.W.

Eiser verwijst dus zowel naar een daad (art. 1382) als een nalatigheid of onvoorzichtgheid (art. 1383 B.W.) van concluante.

Voor de toepassing van art. 1382 –1383 is noodzakelijk: het bewijs van het drieluik:

  1. schade
  2. fout ( nalatigheid-onvoorzichtigheid)
  3. oorzakelijk verband tussen beide
Wanneer zelfs maar één van de drie elementen niet bewezen wordt, vervalt de toepassing van art. 1382-1383 B.W.


2.1 Schade:

Eiser beweert "morele schade" geleden te hebben. Deze zou erin bestaan

  • dat n.a.v. het intern onderzoek de bevordering van eiser werd uitgesteld
  • dat n.a.v. de door concluante geuite aantigijgingen en o.m. de spotnaam "klotenknijper" hij binnen het korps het voorwerp werd van spot en minachting en waarbij zijn professionele kunnen en leidinggevende positie in twijfel werd getrokken.
Eiser maakt deze beweringen niet hard.


Vorige
Boven
Volgende